Inleiding
Jaarlijks wordt zowel in de begroting als in de jaarrekening een paragraaf financiering opgesteld met als doel het treasurybeleid van de gemeente in beeld te brengen. In de begroting komen de concrete beleidsplannen aan de orde, terwijl in het jaarverslag de realisatie van de het beleid wordt beschreven.
De gemeentelijke treasuryfunctie omvat het financieren van gemeentelijk beleid (de programma’s) en het uitzetten van geldmiddelen die niet direct nodig zijn. Dit laatste is echter achterhaald door de invoering van het schatkistbankieren in 2014. Al onze overtollige middelen moeten we dagelijks naar het Rijk afstorten. We krijgen het weer terug zodra we het weer nodig zijn.
Meer specifiek houdt dit in:
- het tijdig aantrekken van voldoende financiële middelen om de (deel) programma's uit te kunnen voeren (beschikbaarheid);
- het beheersen van de risico's verbonden aan de treasuryfunctie (risico minimalisatie);
- het zoveel mogelijk beperken van de rentekosten (renteoptimalisatie);
- het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities (kosten minimalisatie).
Beleidskader
De Wet Fido geeft voorschriften met betrekking tot het aantrekken van geldleningen, het uitzetten van middelen en het verstrekken van garanties. Van belang hierbij is dat deze activiteiten geschieden in het kader van het uitoefenen van de publieke taak.
Het kader van het financieringsbeleid is vastgelegd in de ‘Financiële verordening gemeente Midden-Drenthe ex artikel 212 Gemeentewet’ van 15 december 2016. Met de verordening stelt de raad op hoofdlijnen de spelregels voor het financiële beleid, de financiële organisatie en het financiële beheer vast. In artikel 14 wordt de financieringsfunctie behandeld. Dit zijn de uitvoeringsregels van het treasury beleid. Hierin is opgenomen dat in principe geen geldleningen worden verstrekt. Het verstrekken van geldleningen kan slechts geschieden nadat de gemeenteraad hierover is gehoord. Aan het verstrekken van leningen en garanties worden nadere voorwaarden verbonden.
Marktontwikkeling en rentevisie
Bepalend voor de ontwikkelingen van de korte rente is het monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De ECB stelt zich ten doel om de inflatie onder de 2% per jaar te houden. Op 16 maart 2016 verlaagde de ECB de herfinancieringsrente voor het laatst naar 0%. Dit betekent dat banken gratis geld kunnen lenen bij de centrale bank. De depositorente, de vergoeding die banken krijgen om bij de ECB geld te stallen, staat op -0,4%.
Hiernaast koopt de ECB obligaties op om de kredietverlening van de banken aan bedrijven te stimuleren. Een negatieve depositorente stimuleert de banken om geld uit te lenen.
De lange rente (20 jaar) is in juli 2017 ongeveer 1,5%. We hebben voor het laatst op 4 oktober 2016 een langlopende geldlening afgesloten van € 5 miljoen voor 20 jaar tegen een rente van 0,814%. Wij gaan eind 2017 nog een langlopende geldlening van € 2,75 aan gaan trekken. Dit betreft projectfinanciering van het aanleggen van een glasvezelnetwerk in de buitengebieden.
Verwachte liquiditeits ontwikkeling
Voor de begroting van 2018 is berekend dat er een tekort aan financieringsmiddelen is van € 26,5 miljoen. Dit bedrag komt tot stand door het totaal van de verwachte boekwaarden per 1 januari 2018 te verminderen met de boekwaarde van de langlopende geldleningen en de verwachte boekwaarde van de reserves en voorzieningen op 1 januari 2018.
Onze kasgeldlimiet bedraagt € 6,5 miljoen en omdat de korte rente goedkoper is dan de lange rente, zullen we de kasgeldlimiet volledig benutten.
Na aftrek van de kasgeldlimiet van € 6,5 miljoen resteert een tekort van bijna € 20 miljoen. Deze raming is erop gebaseerd dat alle geplande investeringen zijn uitgevoerd. In de praktijk is dit niet het geval. Op het moment van schrijven van deze begroting is er ook nog voor € 20 miljoen aan geplande investeringen aanwezig. Dit betreft onder andere de bouw van een school voor voortgezet onderwijs in Beilen.
In de begroting 2018 gaan we er vanuit dat een kasgeldlening 0% kost (1 maand) en een eventuele langlopende geldlening 1,75%. Het omslagpercentage bedraagt 3,5%. Dit was ook het percentage in 2017.
Hieronder is het renteschema toegevoegd, waarmee inzicht wordt gegeven in de rentelasten externe financiering, het renteresultaat en de wijze van rentetoerekening.
Renteschema t.b.v. de paragraaf Financiering | |||
---|---|---|---|
a | de externe rentelasten over de korte en lange financiering | € 1.669.660 | |
b | de externe rentebaten | -/- | € - |
Saldo rentelasten en rentebaten | € 1.669.660 | ||
c1 | De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend | € 209.949 | |
c2 | De rente van de projectfinanciering die aan het betreffende taakveld | ||
moet worden toegerekend | € 118.995 | ||
€ 328.944 | € -328.944 | ||
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | € 1.340.716 | ||
d1 | Rente over eigen vermogen | € 1.117.714 | |
d2 | Rente over voorzieningen | € - | |
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | € 2.458.430 | ||
e | De aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) | -/- | € 2.844.023 |
f | Renteresultaat op het taakveld Treasury | € 385.593 |
Het renteresultaat is ontstaan door de afronding van het omslagpercentage naar 3,5%. Dit bedrag geeft de extra ruimte weer voor het aangaan van eventuele geldleningen of de ruimte als de rente van nog aan te trekken geldleningen hoger wordt dan verwacht.
Risicopositie
De langlopende leningenportefeuille heeft op 1 januari 2018 een schuldrestant van ongeveer € 36 miljoen. De gemiddelde rente op de leningenportefeuille bedraagt 3,66%. De BNG Bank is de grootste geldverstrekker.
De onderstaande tabel geeft het verwachte verloop voor 2018-2021 van de renterisiconorm.
Stap | Variabelen renterisiconorm | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|---|---|
(1) | Renteherzieningen | - | - | - | - |
(2) | Aflossingen | 3.352 | 3.352 | 3.356 | 3.360 |
(3) | Renterisico (1+2) | 3.352 | 3.352 | 3.356 | 3.360 |
(4) | Renterisiconorm | 16.253 | 16.253 | 16.253 | 16.253 |
(5a) = 4>3 | Ruimte onder renterisiconorm | 12.901 | 12.901 | 12.897 | 12.893 |
(5b) = 3>4 | Overschrijding renterisiconorm | ||||
Berekening renterisiconorm | |||||
Begrotingstotaal jaar T | 81.264 | ||||
(4a) | Percentage | 20 | |||
(4b) | Regeling | ||||
Renterisiconorm jaar T | 16.253 | ||||
(4) | = 4a*4b/100 |
Het begrote lastentotaal voor 2018 bedraagt € 81,3 miljoen waarmee de renterisiconorm op € 16,3 miljoen uitkomt ( 20% van € 81,3 miljoen).
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet geeft de toelaatbare omvang van de netto vlottende schuld aan en dient derhalve om het renterisico op de korte termijn te beheersen. Juist voor de korte termijn geldt dat de renterisico’s aanzienlijk kunnen zijn, vanwege mogelijke fluctuaties op de geldmarkt.
Onder de vlottende schuld vallen alle financieringen met een rente typische looptijd korter dan 1 jaar. De limiet bedraagt een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van de begrote gemeentelijke uitgaven. Voor 2018 is de kasgeldlimiet bepaald op 8,5% van het uitgaventotaal van de begroting 2018.
Het begrotingstotaal 2018 bedraagt € 81,3 miljoen waarmee de kasgeldlimiet uitkomt op € 6,9 miljoen. Iedere drie maanden wordt de stand van de netto vlottende schuld van de gemeente getoetst aan de kasgeldlimiet. De tabel geeft voor 2018 een wisselend beeld van het verloop van het liquiditeitssaldo. Het betreft een raming, maar als er langer dan 3 kwartalen een overschrijding van de kasgeldlimiet ontstaat, zal er een langlopende geldlening worden afgesloten. Volgens de renterisiconorm is hier nog ruimschoots de mogelijkheid voor.
De onderstaande tabel geeft voor 2018 het verwachte verloop van de netto vlottende schuld en of overschot aan kasmiddelen afgezet tegen de kasgeldlimiet.
Stappen (1-4) | (1) Vlottende schuld | (1) Vlottende middelen | (3) Netto vlottend (+) of overschot middelen(-) |
(1) - (2) = (3) | |||
Ultimo kwartaal 1 | 20.000 | 18.000 | -2.000 |
Ultimo kwartaal 2 | 19.000 | 23.000 | 4.000 |
Ultimo kwartaal 3 | 23.000 | 20.000 | -3.000 |
Ultimo kwartaal 4 | 19.000 | 17.000 | -2.000 |
(4) gemiddelde van (3) | -750 | ||
Stappen (5-9) | Variabelen | Bedragen | |
(5) | kasgeldlimiet (KGL) | 6.907 | |
(6a) = (5>4) | ruimte onder de KGL | 6.157 | |
(6b) = (4>5) | overschrijding van de KGL | ||
Berekening | |||
kasgeldlimiet (5) | |||
(7) | Begrotingstotaal | 81.264 | |
(8) | Percentage regeling | 8,5 | |
(5) = (7) x (8) / 100 | Kasgeldlimiet | 6.255 |